Ophouding

Ophouding

Een ophouding is de hulp aan het paard om aan te geven dat je iets wilt veranderen. Dit kan een overgang van draf naar stap zijn, maar ook een hulp om het paard even wat alerter te maken. Er zijn twee soorten ophouding: de hele ophouding en de halve ophouding.

Een hele ophouding gebruik je om een overgang te maken van een hogere naar een lagere gang of naar het halthouden. De uitvoering is lastiger dan bij de halve ophouding, want een correcte hele ophouding is als een gymnastische oefening wanneer het met voldoende impuls en een zekere verzameling, op het achterbeen wordt uitgevoerd. Na een correcte hele ophouding maakt het paard de overgang met zijn hele lijf.

Wat is een halve ophouding?
De halve ophouding bestaat uit een combinatie van een been- en teugelhulp. De teugelhulp is de hoofdhulp, maar voldoende impuls is een vereiste. De halve ophouding begint dan ook met het controleren van die impuls. Als die ontbreekt, zul je dat eerst met je zit, been of beide moeten opwekken. Het paard moet vanuit de achterhand naar de hand toe bewegen, want alleen dan is de begrenzende teugelhulp geen terugwerkende hulp. Na de beenhulp komt de begrenzende teugelhulp. Dat betekent dat je heel kort je hand sluit. Zodra het paard reageert, staat de ruiter de hand meteen toe zonder het contact te verbreken en met behoud van de voorwaartse impuls.

Je kunt de halve ophouding gebruiken om het paard alerter te maken, iets meer te verzamelen, een beetje zachter op de hand te krijgen, wat meer in balans te laten lopen of om een hele ophouding voor te bereiden.

Ook interessant

Nu op de voorpagina

  • Nieuw artikel: Wijken: de vergeten oefening
Klik hier voor de voorpagina
Chat